Mijn hand is vaster dan mijn wil -
Wie klimt het langst?
In de ravijnen, diep en stil,
Ligt niets dan angst.
Hier was mijn allerlaatste stop
op weg omhoog:
Nooit heb ik ‘m gezien, een top
Waar ik voor boog.
Ik vind in elk onvindbaar pad
Een weg voor mij,
En elke grens die elk land had,
Ging ik voorbij.
En lees ik in de sneeuw een naam
Van wie verloor:
Dan blijf ik hooguit even staan -
En klim weer door.
Droom hoe de kleur van ‘t blauwste ijs,
Een berg begiet,
Droom een kristallen paradijs
In vast graniet -
Die droom wordt hier tot werk’lijkheid,
Zo puur, zo puur:
En ik zweer trouw, nu en altijd,
Aan die natuur.
Wat ik ook opgeef aan de tijd,
Vergeet ik nooit:
Waar ik mijn laatste zekerheid
Heb neergegooid.
De waarheid was toen zonneklaar:
Toen ’k alles zag...
De datum, wat was dat ook maar?
ach ja... die dag!
|